Moderne tijden. Views en likes zijn de dingen die echt tellen. Ik was mijn tijd kennelijk ver vooruit. Ik likete altijd al views. Met name interviews. Een interview heet zo omdat het inzicht geeft in de overwegingen en roerselen van de ondervraagde. Denk ik. Bij het houden van een interview zijn wel enkele factoren van belang. Ten eerste de aard van de geïnterviewde. Een extrovert tiepje lult wel lekker maar een introvertie is heel andere koek. Dan komt er een andere factor om de hoek kijken; de skills van de interviewer. Die moet de tegenpartij uit de tent lokken/het vuur aan de schenen leggen/zijn aard laten verloochenen. Bij beide genoemde factoren komen ook nog subfactoren om de hoek kijken om het maar lekker ingewikkeld te maken. Dat extroverte tiepje lult misschien wel lekker, maar hij moet wél de dingen zeggen die jij i.c. de lezer of luisteraar wil weten. Gezanik over zijn demente oud-tante is niet echt relevant in het kader van zijn bedrijfsbeleid. Dus dan moet de interviewer de ondervraagde lulfiep wel bij de les houden. Meneer I. Vert moet meestal een beetje uitgedaagd worden.
Over all is het dan natuurlijk van belang dat de man met de pen of microfoon een beetje mensenkennis heeft en dus snel door heeft welk vlees er in de kuip zit. En of dat nou vlees of vis is, is niet van belang voor de toepassing van het interview-abc. Regel één. Nooit een gesloten vraag stellen. Nou ja, bijna nooit maar daarover later. Voor de onwetenden, een gesloten vraag is er een waar eenvoudig op geantwoord kan worden met een simpele bevestiging of ontkenning. Koning van de gesloten vraag is Ivo Neehè. Die praat een aardig woordje Frans, zoals hij iedereen te pas en te onpas laat horen, maar interviewen is niet echt zijn ding, Vindt- ie ook helemaal niet erg want die vraaggesprekken zijn alleen maar het vehikel voor de Grote-Ivo-Niehe-Egoshow. Voorbeeldje dan maar: “Is het niet zo dat jij hier aan de rand van je zwembad kunt zitten, dankzij je onuitputtelijke werklust?”. Het antwoord kan in theorie “Ja” of “nee”’ zijn. Dat volstaat. Dit voorbeeld is trouwens ook nog vrij summier omdat dat voldoende is om te laten zien wat ik bedoel. In werkelijkheid zou Ivo zijn vraag waarschijnlijk zo formuleren: : “Is het niet zo dat jij hier lekker aan je geweldige riante verwarmde zwembad met een werkelijk sublieme Chablis Grand Crux deux mille dix-neuf op de juiste temperatuur in een magnifiek kristallen glas in de hand, in Franse zon kunt zitten, dankzij je onuitputtelijke werklust?”. Voor superlatieven is hij namelijk ook niet bang als het erom gaat zijn kennis en algemene ontwikkeling te etaleren.
Maar zoals aangestipt, soms is het wel een goed idee om een gesloten vraag te stellen. Namelijk om het introverte zwijgzame stuk chagrijn aan de andere kant van de tafel tot een uitspraak te verleiden die publicabel is. Provoceren. Weer een voorbeeld: “Ik denk eigenlijk, net als veel van uw personeelsleden, dat u hier alleen maar uw tijd tot uw pensioen uit zit te zitten en die hele toko u worst zal wezen". Knappe jongen die dan zijn schouders ophaalt en het afdoet met een nee. Of ‘Jawel dat klopt’. Na mij de zondvloed.'
Tot slot, een interview is wel meer dan een van tevoren opgesteld lijstje met vragen afwerken. Het is wel gemakkelijk als het slachtoffer een beetje vlot praat, maar veel belangrijker is dat de interviewer kan luisteren. Antwoorden geven heel vaak reden tot een vervolgvraag. Regelmatig hoor ik een politicus of anderszins Belangrijk Figuur iets zeggen waarbij ik dan meteen de écht belangrijke vervolgvraag aan de televisie stel. Die weet het antwoord nooit, maar veel dommer is dat de microfoon naar beneden gaat en de camera wegdraait. Einde interview!
Nu de uitsmijter. Zeer recentelijk een Studio-Sport-fragment met een vraaggesprek dat genomineerd dient te worden voor de Sonja Barend Award. Een voetballer die gescoord had nadat hij een behoorlijke rush richting goal had gemaakt, mocht vertellen wat er door hem heen ging. Maar voor het zover was zei de interviewer: “Wat kun jij hard lopen! Waarom loop jij zo hard?”
Hij moest vroeg thuis zijn, nou goed?
- Details
- Hits: 27
Wij leerden vroeger dat Nederland Grote Rivieren heeft. De Waal, de Maas en de Rijn. Er zijn er nog wel een of twee meer maar dat is niks anders dan andere namen voor dezelfde stroom. In vergelijking met de Mississippi, de Amazone en Rio Grande stelt het natuurlijk allemaal niet veel voor maar toch hebben we wel ontzag voor onze Woeste Wateren. Nou is de Maas van de Grote Drie natuurlijk helemaal een petieterig maalstroompje. Die is namelijk getemd. Gekanaliseerd heet dat dan. Dat is een hoop gedoe om de stroming te beteugelen en de onhandige bochten af te snijden. Stuwen moeten het verval binnen de perken houden waardoor het water minder snel naar zee wil. Lastig voor de scheepvaart, zo’n stuw. Dus kwamen er naast zo’n stuw sluizen die de bootjes omhoog of omlaag schudde. Waarmee de Maas een tamme brede sloot werd. Toch heb ik meer met de Maas dan met zijn grotere broers. Als jochie heb ik daar veel met steentjes staan keilen. De truc was een zo plat mogelijke steen te zoeken en te wachten totdat de golven van passerende Kempenaren (Belgisch vrachtschip) uitgegolfd waren. Een grote platte steen was geschikt omdat die een groter oppervlak had. Maar een kleine was lichter… Vreselijk dilemma dus! Ook leuk was lange tijd met je kont in het gras gewoon naar de schepen kijken. Nationaliteiten tellen. Best moeilijk voor snotneuzen, want die Belgische en Duitse vlag lijken erg op elkaar. De Nederlandse en de Franse trouwens ook. Heel zelden kwam er wel eens een Zwitser met het smeltwater mee.
In die tijd kon en mocht je nog gewoon zwemmen in de Maas. Golven van passerende schepen waren fun. Hoe hoger hoe beter! Grote schepen betekende vaak hoge golven. Maar vergeet niet die kleine slepers. Krachtpatsers van een meter of zeven, helemaal gevuld met motor! Als daar twee of drie vrachtschepen achter hingen en dan ook nog richting België koersten, (stroom-op) dan ging dat tergend langzaam en was er nauwelijks fun te beleven. Maar als ze bevrijd van hun last richting Rotjeknor koersten dan moesten de oevers het wel ontgelden. Eind jaren zestig werden er steeds vaker duwboten gesignaleerd op de vloeibare grens tussen Brabant en Limburg. Dat was qua golfslag kicken! Zeker als die bakken ongeladen waren: De schroef - door landrotten meestal propeller genoemd - kwam nét niet boven het water uit en dat betekende code oranje! Vier geladen bakken vóór de schipper z´n snuit, was wel code geel. Veel diepgang en dus veel waterverplaatsing. Verder was de positie van de schuit ook erg bepalend voor de mate van golfslag. Een schipper die stuurboordwal hield terwijl jij op de linkeroever aan het poedelen was, zette geen zoden aan de dijk. En ook geen golven tussen de kribben trouwens.
Dat alles is niet meer dan nostalgie maar de Maas heeft ook één belangrijk aspect wat zijn medewaterwegen ontberen: hij zet allerlei moois af in ons land. Dat begint al meteen bij binnenkomst. Ga maar na; Maastricht is de mooiste stad van het land. Verderop volgen nog meer mooie dingen. Roermond, Grave, Heusden. Wat daarbij opvalt is dat de spoeling steeds dunner wordt. Aan het einde is de koek dan ook helemaal op. Rotterdam is het eindpunt.
- Details
- Hits: 27